Veelgestelde vragen

Veelgestelde vragen

Hier beantwoorden we de meest gestelde vragen die wij ontvangen over de RI&E, Risico Inventarisatie en Evaluatie.

De Risico-Inventarisatie en –evaluatie (RI&E) is een voor werkgevers verplicht middel om de gezondheid en veiligheid in het bedrijf te bevorderen. Elk bedrijf met personeel moet door een arbodienst of arbodeskundige laten inventariseren of en hoe het werk gevaarlijk of ongezond kan zijn voor medewerkers. Dit moet schriftelijk worden vastgelegd. In deze RI&E moet ook een Plan van Aanpak (PVA) zijn opgenomen. Daarin staat beschreven welke maatregelen een werkgever gaat nemen om de geconstateerde risico’s aan te pakken. Ten slotte moeten in een RI&E de arbeidsongevallen uit het verleden worden opgenomen. Zie ook: https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/risico-inventarisatie—evaluatie/vraag-en-antwoord/wat-is-een-rie.

Ja, de verplichting tot het opstellen van een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) geldt voor iedere werkgever ongeacht de omvang van het bedrijf. Op basis van de RI&E moet de werkgever een Plan van Aanpak opstellen. Bij de digitale RI&E-instrumenten is het Plan van Aanpak een vast onderdeel van de RI&E. Het Plan van Aanpak moet door de werkgever uitgewerkt en uitgevoerd worden.

Nee, uitzendbureaus en andere organisaties die personeel uitlenen, hoeven voor de werkzaamheden die bij de inlener plaatsvinden geen RI&E op te stellen. De werkgever die gebruikmaakt van inleenkrachten moet voor aanvang van de werkzaamheden aan de werkgever van de inleenkrachten (bijvoorbeeld een uitzendbureau) een kopie van de RI&E toesturen (art. 5, lid 5 Arbowet).

De Arbowet kent geen onderscheid tussen filialen of vestigingen. De RI&E moet alle aspecten van het werk omvatten. Dat betekent dat voor iedere werkplek en dus voor elke vestiging de risico’s in kaart gebracht moeten worden. Juist omdat de risico’s kunnen verschillen per filiaal (denk aan brandpreventie, BHV, lawaai, et cetera). Dit neemt niet weg dat een aantal aspecten met betrekking tot de RI&E min of meer identiek kunnen zijn. Denk aan Arbobeleid, arbeidstijden en werkdruk.

Kortom: Ja, voor ieder afzonderlijke vestiging moeten de risico’s geïnventariseerd en geëvalueerd worden in de RI&E. Sommige risico’s kunnen voor alle vestigingen identiek zijn.

Ja, de RI&E is een Europese verplichting en geldt in alle EU-landen. Maar hoe deze verplichting letterlijk wordt uitgevoerd, kan per land verschillen. Voor Nederland is dit geregeld in de Arbowetgeving. De Arbowetgeving in Nederland is van toepassing op alle werkgevers en werknemers op Nederlands grondgebied. In die zin is de Arbowetgeving territoriaal bepaald.
Er moet wel sprake zijn van een arbeidsovereenkomst, maar dat hoeft niet persé een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht te zijn.

Een bedrijf (gevestigd in het buitenland) dat werknemers in Nederland arbeid laat verrichten, moet voor deze werknemers een RI&E opstellen naar Nederlands recht.

Andersom geldt als een Nederlands bedrijf werknemers laat werken in het buitenland dat dan de voor dat land geldende regels betreffende de RI&E verplichting in acht moeten worden genomen. Is dat een EU land, dan geldt sowieso de RI&E verplichting, maar hoe deze letterlijk is ingevuld verschilt dus per land.

Voor meer informatie over die invulling van de RI&E wet in andere Europese landen kunt u hier kijken: http://osha.europa.eu/en/oshnetwork/focal-points. Hierop staan verwijzingen opgenomen naar websites van andere EU-landen op het gebied van Veiligheid en gezondheid op het werk.

Ja, iedere werkgever in Nederland is verplicht een RI&E uit te voeren. Het maakt hierbij niet uit of het bedrijf in een huurpand is gevestigd. Indien er knelpunten uit de RI&E naar voren komen die betrekking hebben op het pand, is de werkgever op basis van de Arbowet verantwoordelijk voor het oplossen van deze knelpunten.

In de praktijk blijkt dat huurders zich tot de verhuurder richten wanneer er knelpunten uit de RI&E naar voren komen die betrekking hebben op het pand. In de huurovereenkomst is vaak geregeld wie voor dergelijke knelpunten verantwoordelijk is.

Nee, de bedrijven die worden ingehuurd zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een RI&E voor de werkzaamheden die hun werknemers uitvoeren. Ook wanneer deze werkzaamheden op een andere locatie worden uitgevoerd.

Het inhurende bedrijf is wel verantwoordelijk voor het voorkomen van gevaar voor gasten (in de Arbowet omschreven als derden). Hier vallen ook de werknemers van het ingehuurde bedrijf onder. Uw gasten mogen namelijk niet het slachtoffer worden van uw bedrijfsactiviteiten. U moet uw gasten waarschuwen/informeren over gevaarlijke situaties in het bedrijf zoals losliggende traptreden of vorkheftrucks die door het bedrijf rijden.

Let op: Bij de inhuur van werknemers, zoals uitzendkrachten is het inlenende bedrijf wel verplicht een RI&E op te stellen voor de ingehuurde werknemers.

 

Elke werkgever is verplicht een eigen RI&E op te stellen, inclusief Plan van Aanpak. Dat er meer bedrijven in één pand gevestigd zijn, maakt hierbij niet uit. Uit de RI&E en het Plan van Aanpak kunnen punten komen die zowel individueel als gezamenlijk geregeld moeten worden.

Het is aan te raden om op sommige gebieden samen te werken met de andere bedrijven in het pand, zoals BHV en ontruiming. Ook zijn sommige verantwoordelijkheden vastgelegd in het huurcontract, bijvoorbeeld met betrekking tot brandveiligheid. De huurders kunnen de verhuurder hier op aanspreken.

In de Arbowetgeving worden geen termijnen aangegeven voor het bewaren van stukken, dus ook niet van de RI&E. Een wettelijke verplichting is er niet. Toch doet u er verstandig aan om de RI&E en de Plannen van Aanpak, zeker voor een termijn van ten minste vijf jaar te bewaren. De belangrijkste reden hiervoor is dat het bedrijf bij een (civielrechtelijke) aansprakelijkheidsclaim (bijvoorbeeld een schadevergoeding van een werknemer) moet kunnen aantonen dat het voldaan heeft aan de zorgverplichting richting de werknemers.

Ook Inspectie SZW kan naar de RI&E vragen tijdens een bedrijfsbezoek. Bij een eventueel bedrijfsongeval zal de Inspectie vaak de RI&E opvragen.

Nee, op basis van de Arbowet zijn ZZP-ers niet verplicht een RI&E uit te voeren. De RI&E verplichting geldt alleen voor organisaties met personeel.

Hoewel ZZP-ers niet officieel in dienst zijn bij een bedrijf, kan het voorkomen dat ze door Inspectie SZW als werkgever of werknemer worden gezien. Een ZZP-er is volgens de Arbowet iemand die arbeid verricht en dit niet doet als werkgever of werknemer. Een ‘werknemer’ is volgens de Arbowet: “iemand met een arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling bij een werkgever”. Een ZZP-er wordt gezien als werkgever wanneer hij/zij mensen in dienst neemt en/of gebruik gemaakt van stagiaires en/of uitzendkrachten. Ook geldt de RI&E verplichting als een ZZP-er een andere ZZP-er inhuurt en gezag uitoefent over de werkzaamheden van de ingehuurde ZZP-er. Voor het begrip ‘gezag’ zie hier.

In de Arbowet en het Arbobesluit zijn wel andere verplichtingen opgenomen met betrekking tot arbeidsomstandigheden die wel degelijk gelden voor de ZZP-er. U kunt hierbij denken aan verplichtingen met betrekking tot het werken met asbest. Meer informatie hierover vindt u op de site van Arboportaal en ZZPveiligwerken.

Zie ook de brochure van Inspectie SZW over ZZP-ers en de Arbowet.

Per 1 januari 2012 vormen de oude Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) samen de Inspectie SZW.

De Inspectie SZW houdt, naast preventie (voorlichting over rechten en plichten en de gevolgen bij het niet naleven hiervan), onder andere toezicht op en handhaaft de naleving van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. De inspecteur heeft toezichthoudende en opsporende taken. Hij inspecteert niet alleen de feitelijke werkomstandigheden, maar controleert ook of er een RI&E en het daarbij behorende Plan van Aanpak aanwezig zijn. Ook wordt gecontroleerd of de RI&E door een gecertificeerde arbodienst is getoetst en of de arbodienst een advies heeft uitgebracht over het Plan van Aanpak. Daarnaast controleert Inspectie SZW of de praktijkomstandigheden op de werkvloer overeenstemmen met de RI&E en het Plan van Aanpak.

Meer informatie over de wijze waarop Inspectie SZW kan optreden bij een bedrijf dat zijn RI&E niet op orde heeft, vindt u in het onderdeel “Over het controleren en handhaven van de RI&E ” op deze site.

Bent u wel RI&E-plichtig, maar u heeft geen RI&E uitgevoerd, dan kunt u een boete krijgen wanneer Inspectie SZW een bedrijfsbezoek aflegt. Ook wanneer zich een bedrijfsongeval voordoet, wordt naar de RI&E gevraagd. Het niet kunnen tonen van de RI&E levert een boete op of een proces verbaal op.

Voor een overzicht van de hoogte van de boetes bij het ontbreken van de RI&E klik hier.

Op rie.nl worden de meeste RI&E instrumenten getoond, ook de branche goedgekeurde RI&E’s. Niet voor elke branche is er een goedgekeurd branchedocument. In dat geval kan de algemene RI&E worden gebruikt, de ABRIE MKB.

 

In de Arbowet wordt geen termijn genoemd met betrekking tot de geldigheidsduur van de RI&E. Het gaat erom dat de RI&E actueel blijft. Dus moet een RI&E worden aangepast bij ingrijpende wijzigingen aan werkmethoden, werkomstandigheden of gebruikte techniek (artikel 5 lid 4 Arbowet). Voorbeelden zijn: inrichting van een nieuwe productielijn; uitbreiding van het dienstenpakket; een ingrijpende verbouwing; ingrijpende wijziging van werknemerstaken.

Ook als nieuwe oplossingen beschikbaar komen op het gebied van techniek, bedrijfsgezondheidszorg, ergonomie of arbeids- en bedrijfskunde, of nieuwe ontwikkelingen in de wetgeving moet de RI&E daarop worden aangepast. In ieder geval is het van belang dat het bijbehorende Plan van Aanpak aantoonbaar actueel wordt gehouden.

In het kader van een certificering (bijvoorbeeld VCA) kunnen soms aanvullende eisen worden gesteld met betrekking tot de termijn waarop de RI&E getoetst moet worden.

Lees hier verder over het actueel houden van uw RI&E.

Een RI&E die volledig is, besteedt aandacht aan alle arbo-zaken. Voorafgaand aan of tijdens het uitvoeren van een RI&E kan blijken dat bepaalde zaken nader moeten worden uitgezocht. Deze zaken kunnen naar een later tijdstip verschoven worden en als verdiepende RI&E worden uitgevoerd. Deze verdiepende RI&E’s hoeven alleen maar te worden uitgevoerd als daar aanleiding voor is en deze zaken niet al direct in de algemene RI&E kunnen worden meegenomen. Formeel betekent dit dus dat wanneer verdiepende RI&E’s nog niet zijn uitgevoerd (en deze wel noodzakelijk zijn) de RI&E dus nog niet volledig is.

Onderwerpen waarvoor een verdiepende RI&E zinvol kan zijn:

  • gevaarlijke stoffen
  • kankerverwekkende en mutagene stoffen
  • asbest
    beeldschermwerk
  • explosieve situaties
  • biologische factoren
  • fysieke belasting
  • fysische factoren als geluid
  • trillingen
  • kunstmatige optische straling
  • psychosociale arbeidsbelasting
  • persoonlijke beschermingsmiddelen
 

Biologische agentia zijn levende organismen, die vaak zo klein zijn dat je ze meestal niet kunt zien. Zij komen in veel sectoren voor. Tot deze agentia behoren bacteriën, virussen, schimmels (gisten) en parasieten.

Waar kan blootstelling aan biologische agentia voorkomen?

  • natuurlijke of organische materialen, zoals grond en klei
  • plantaardige materialen, zoals hooi, stro en katoen
  • stoffen van dierlijke herkomst, zoals wol en haren
  • voedingsmiddelen
  • organisch stoffen, zoals meel, papierstof en dierlijke huidschilfers
  • afval, afvalwater
  • bloed en andere soorten lichaamsvocht

Op Arboportaal staat meer informatie over biologische agentia en de regelgeving daaromtrent.

Op het gebied van arbeidsveiligheid bestaat voor bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen een aanvullende regeling: De ARIE-regeling. Dit is feitelijk een aanvullende Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) met betrekking tot de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en kent vergelijkbare verplichtingen als het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo), zoals een intern noodplan.

Grofweg kunnen we stellen dat de grotere bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen veelal te maken hebben met het Brzo en de kleinere bedrijven met de ARIE-regeling. Om bedrijven te helpen bij het vaststellen of ze onder de ARIE-regeling vallen, heeft SZW de bepaling in een rekentool ondergebracht. Meer informatie over de ARIE en de BRZO vindt u op het Arboportaal.

In de Arboregelgeving zijn ook regels opgenomen die gelden voor organisaties waar alleen gewerkt wordt met vrijwilligers. In artikel 9.5a van het Arbobesluit is aangegeven welke artikelen uit de Arbowet en het Arbobesluit nageleefd moeten door organisaties waar vrijwilligers werken. De RI&E is één zo’n verplichting. Let op, de RI&E hoeft dan alleen uitgevoerd te worden wanneer in de organisatie gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen en/of biologische agentia. U hoeft de RI&E dan alleen voor deze onderdelen op te stellen.

Meer informatie over het werken met vrijwilligers vindt u op het Arboportaal.

De preventiemedewerker gaat na of de huidige RI&E compleet en actueel is. Zo nodig werkt hij ook mee aan de RI&E. De preventiemedewerker stelt het Plan van Aanpak op, houdt dit actueel en rapporteert over de voortgang aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en werkgever. De uitvoering van de verbetermaatregelen en het adviseren van werknemers hoort hier ook bij.

Meer weten over de preventiemedewerker, klik hier.

In veel (branche) RI&E-instrumenten komen onder het kopje ‘Arbozorg en organisatie van de arbeid’ stellingen en vragen voor die betrekking hebben op preventiemedewerkers, de bedrijfsarts en arbodiensten. Zodra de nieuwe Arbowet (per 1 juli 2017) in werking treedt, zullen veel toelichtingen bij deze stellingen en vragen niet langer up-to date zijn. Deze zullen moeten worden aangepast.

 

In de Arbowet is vastgelegd dat werknemers de RI&E moeten kunnen inzien wanneer zij dit willen (inzagerecht). De werkgever mag de werknemers dit niet weigeren. In artikel 5, lid 6 staat:
“De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer kennis kan nemen van de risico-inventarisatie en -evaluatie.

Volgens dit inzagerecht moeten de RI&E en het Plan van Aanpak na de toetsing ook worden toegezonden aan de ondernemingsraad (OR) of de personeelsvertegenwoordiging (PVT). Zij moeten met de RI&E en het plan van aanpak instemmen. De OR en PVT beoordelen de RI&E en het Plan van Aanpak natuurlijk niet vakinhoudelijk. Dat gebeurt in de toetsing.

Indien er geen OR of PVT is (niet verplicht bij ondernemingen met minder dan 50 werknemers) moeten de werknemers advies kunnen geven over de RI&E en het plan van aanpak. Het is dan ook verstandig om de RI&E en het Plan van Aanpak te verspreiden onder uw personeel. Zo weet iedereen welke risico’s er spelen en hoe die risico’s aangepakt worden. De werkgever moet bovendien tweemaal per jaar een bijeenkomst organiseren om het personeel in de gelegenheid te stellen om over belangrijke wijzigingen in de arbeidsomstandigheden, zoals de RI&E en het Plan van Aanpak, te spreken.

Voor bedrijven met minder dan tien personeelsleden waar geen OR of PVT is, geldt een algemene overlegverplichting tussen de werkgever en de werknemers over de RI&E, inclusief het Plan van Aanpak.

N.B. Indien een werkgever gebruikmaakt van inleenkrachten, moet hij aan de werkgever van de inleenkrachten dat deel van de RI&E toezenden dat betrekking heeft op de arbeidsplaats waar de ingeleende werknemers komen te werken. Deze bepaling geldt ook voor uitzendkrachten.